Welkom,

Gesprek met Wil van Nuffelen †
Gesprek met Wil van Nuffelen †
  1. Home
  2. Ereleden
  3. Gesprek met Wil van Nuffelen †

Sudah, oftewel Laat maar!

Bovenstaand gezegde wordt veel door de Indische Nederlanders gebruikt om te zeggen: laat maar zitten. Het is niet (meer) belangrijk.

De tweede icoon van onze vereniging in deze eregalerij is Wil van Nuffelen. Samen met Arie Booij één van de langst lid zijnde personen van de Vereniging de Drentsche Patrijshond en iemand die heel veel voor de vereniging heeft betekend. Zowel wat betreft het samen schrijven van het boek, als haar inzet voor de vereniging, haar werk in de redactie, in de EVC, in de FBC en veel meer.

Ik bezoek haar in Rijswijk in haar appartement in de verzorgingsflat waar ze tegenwoordig woont. Een goedlachse vrouw die heerlijk kan vertellen over alles wat ze in haar leven heeft meegemaakt. Wellicht omdat we beiden uit een zelfde cultuur komen, klikt het heel goed. Als je Wil over vroeger hoort praten, de tijd in “Indië”, gaat dit gepaard met enige nostalgie die de niet altijd even mooie herinneringen omarmt. Over de tijd in het kamp en de periode daarna wordt door haar (evenals door andere mensen uit het vroegere Nederlands-Indië) weinig gezegd. Iets aandoenlijks: ze mocht in het kamp nog een hondje bij zich hebben. Spanky. Later moest het hondje weg en het is toen door de Baboe opgehaald. Jaren later heeft de broer van Wil hier in Nederland iemand ontmoet die Spanky destijds heeft opgevangen. Dat had mijn moeder moeten weten, zegt ze.

Wanneer ben je lid geworden?

In januari 1959 ben ik lid geworden van de vereniging. Ik heb me in 1958 aangemeld, want mijn eerste Drent kwam in ’58. Maar je moest geballoteerd worden om lid te kunnen worden. Dat is nu eigenlijk niet anders. De adspirantleden worden in Onze Drent vermeld en als er geen bezwaren tegen het lidmaatschap zijn, dan kun je lid worden.

Ben je met de eerste hond al gelijk begonnen met fokken?

Nee pas met de 4e hond ben ik begonnen met fokken. Een jaar na Kita heb ik Bela gekregen, uit de kennel van Baron van Hoogendorp. Met Dewisri ben ik begonnen met fokken (Het hoort eigenlijk Dewi Sri(Godin) te zijn, maar omdat er geen kennelnaam was, hebben ze het bij de Raad van Beheer aan elkaar geschreven. De kennelnaam Minta Diri betekent afscheid nemen in het Maleis. Eigenlijk zijn alle namen van mijn honden uit het Maleis gekozen.

Je hebt samen met Arie Booij het boek geschreven klopt dat?

Nou, Margaret Engelsma heeft er het meeste aan gedaan. We hebben het nu over het eerste boek. Het meeste is door Arie Booij geschreven en het gedeelte over de voeding door iemand van Cavom. Zelf heb ik een klein stukje geschreven en Margaret heeft het geloof ik 5 of 6 keer helemaal uitgetikt. In die tijd had je geen computers. Bij de drukker hebben Margaret en ikzelf toen nog een keer alles doorgelezen. Omdat de toenmalige penningmeester niet wilde betalen, hebben we het zelf uitgegeven. Dus Margaret Engelsma, Arie Booij, Johan Kraaij en ik hebben toen het eerste boek in de voorverkoop gedaan om het te kunnen betalen en we hebben ieder een kwart van het benodigde restbedrag betaald.

Nel heeft het over de gezellige tijd die ze bijvoorbeeld tijdens de proeven in Beesd hadden. “We zwommen ook in de Linge en we hadden altijd een barbecue daarna. Ook hadden wij bijvoorbeeld na een clubmatch een etentje. Helaas werd dat toch een beetje te duur”.

Waarom bent je aan de Drenten begonnen?

Wel, ik was eigenlijk van plan een Labrador te nemen. Er was iemand die een paar Labradors uit Engeland had geïmporteerd, maar helaas kreeg de teef geen nestje. Toen wilde ik een Golden Retriever nemen maar die kon ik niet krijgen want de secretaresse van die vereniging gaf te kennen dat er op dat moment geen pups waren. En toen ben ik in Toepoel (honden encyclopedie JBD) gaan zoeken. Ik wilde sowieso een jachthond, want dat vind ik de beste gezinshonden. Ik zag de Drent, oh dacht ik, dat is wel leuk. Wit met Bruin en een Hollands ras. Ik had nog nooit van mijn leven een volwassen Drent gezien. Ik heb toen uit Ommen mijn eerste pup gehaald. Dat was Kita, officieel Astridt. Met dt! Maar mijn moeder vond die naam maar niets en we hebben haar toen Kita genoemd. Zo moet je eigenlijk niet aan een rashond beginnen.

Wat heb je met het karakter van deze honden?

Een hond is sowieso anders dan een kat,het is een echt maatje. De Drent was mijn eerste hond en als dat bevalt dan blijf je bij hetzelfde ras. Dus toen ik na 2 jaar een tientje opslag op mijn salaris kreeg (Wil was onderwijzeres) zei ik tegen mijn moeder: er kan nog wel een hond bij. (Ze schaterlacht). En dus kwam Bela. Ik maakte zelf het eten voor de honden. Daar werd van alles bij gedaan zoals kalk, vitaminen etc. Kopvlees werd per 100 kg. ingekocht en in de diepvriezer bewaard.

We hebben het ook nog even over pups die te mager zijn. Ook Wil heeft meegemaakt dat een eigenaar z’n nieuwe pup na een paar maanden nog net zoveel voer gaf als in het begin. Dat is een bekend gegeven zegt ze. Het is belangrijk dat de pup voldoende eten krijgt in het eerste jaar. Daarna ga je met je ogen voeren.

Je hebt ook geshowd?

Ja. Ik ben met Kita regelmatig naar shows gegaan. Ik zat een keer in Eindhoven met de enige Drent en dus ik werd prompt eerste. (Weer die volle lach). Om 10.00 begon de keuring en om 10.05 kon je wachten tot het 5 uur was.

Dat is nu anders zeg ik.

Ja dat is wel zo, maar ik vind het niet leuk voor de bezoekers dat je nu op de tentoonstellingen naar huis mag als je klaar bent met de keuring. Vroeger mocht je pas aan het begin van de eindkeuring naar huis maar tegenwoordig heb je een leegloop en is er na verloop van tijd geen hond meer te zien. Je zit er niet alleen om je hond te laten keuren, maar je zit er ook om mensen kennis te laten maken met het ras en een praatje met ze te maken.

Wil is dit jaar nog even op de keuring in Rijswijk geweest. Dat was maar een kwartiertje rijden van waar ze woont en dus kon ze de tentoonstelling makkelijk bezoeken. Dat was genieten. Ze had de Drenten en de Kooikers (haar latere hondjes) bij elkaar dus kon ze haar hart weer heerlijk ophalen.

En passant hebben we het over het feit dat ze van een redelijk actieve vrouw, nu vanwege haar gezondheid, gedwongen is om minder te doen. Helaas.

Met welke lijn heb je gefokt? Waar ben je mee begonnen?

Ik ben met Maras van Van Arkel begonnen. Dat was mijn eerste nest met Dewi. Ze laat me verschillende foto’s zien van de honden die ze gehad heeft.

Heb je veel kampioenen gehad?

Nee ik heb niet zoveel geshowd dat ik de honden kampioen kon maken. Ik vond het showen ook niet zo leuk.

Met Kita heb ik wel G&G gedaan. Ze is destijds als 2e geslaagd met 72 van de 75 punten.

Ze laat me een foto van zichzelf zien waar ze in kostuum moet lopen voor een tentoonstelling Ze lacht zichzelf een beetje uit, maar ik vind het een enige foto.

Ik heb in totaal 10 Drenten gehad. Ze zeiden altijd: je moet geen Drent nemen want die zijn eigenwijs. Nou dan antwoordde ik: wij zijn ook eigenwijs! Het zijn heerlijke honden, maar je moet wel gevoel voor humor hebben.

Over het blad Onze Drent

In 1965 begon Bouwman met het blad. We hebben een ledenvergadering gehad. Tot dan werd er alleen in de Jager en de Hondenwereld een stukje geschreven. En toen zeiden we “ja, we moeten eigenlijk zelf dat blad doen”. Van het bestuur uit werd toen tegen me gezegd “jij wilt dat zo graag, wil je er dan ook inzitten”? Ik heb toen gezegd, ja hoor, dat wil ik best doen. Mijn moeder heeft in het begin al die adressen elke keer weer opnieuw getikt. Zelf heb ik het toen op stencil getikt en tekeningetjes bij gemaakt. Daarna kreeg ik een stencilmachine om het zelf te stencilen en kreeg ik een tweedehands elektrische typemachine met zo’n hele brede wagen. De omslag liet ik wel bij een drukker maken en dan kwamen er op een avond een paar Drentenkennissen van me en dan zetten we het blad in elkaar: verzamelen, nieten, snijden, adresseren en dan bundelen op postcode. We zijn daarmee doorgegaan tot we zo’n 1200 leden hadden. Daarna werd het wel erg veel om dit op één avond te doen en toen heb ik het door een firma in elkaar laten zetten. Dus ik stencilde het blad zelf en het werd daarna in elkaar gezet. Dat was, in 1966, het begin van “Onze Drent”. Bouwman heeft de eerste 4 afleveringen van zijn versie in 1965 gemaakt.

 

In de EVC ben je ook heel lang actief geweest. Wat deed je daar precies in?

Dat was meer de administratie. De catalogi en de uitnodigingen werden door mij gemaakt en ik vind het leuk dat het inschrijfformulier van de clubmatch dat door mij gemaakt is nog steeds gebruikt wordt.

Wat vind je van de huidige toestand in de vereniging?

Nou de ruzies zijn waardeloos natuurlijk. Ik vind wel dat het opgelost kan worden. We hebben al meer trammelant gehad en dat heeft men toch altijd op kunnen lossen. Het gaat zo niet meer over de honden maar over de mensen en dat is jammer. Het zal wel weer slijten, maar het duurt nu toch wel even. Je krijgt nu wel met deze ruzie een heel kleine genenpoel, wanneer men niet meer de honden van de andere kant mag of wil gebruiken.

Na nog enkele discussies maak ik met tegenzin een einde aan het bezoek. Net als bij Arie Booij heb ik het gevoel dat ik maar een heel klein beetje meegekregen heb van alles dat ze zou kunnen vertellen. Wat een kanjer van een vrouw. Op deze mensen drijft een vereniging. Niet voor jezelf, maar voor de vereniging. Niet voor jezelf, maar voor het ras. Ik voel me een beetje klein in haar gezelschap.

Wil, bedankt voor het buitengewoon inspirerende en interessante gesprek dat ik met je mocht hebben. Terimah Kasi Banjak. Heel hartelijk dank!

 

J. Broekman-Dekker