Zo´n 30 jaar geleden werd de vereniging opgeschrikt door het nieuws dat er PRA (Progressieve Retina Atrofie ook wel nachtblindheid genoemd) geconstateerd was bij enkele honden. Enquêtes, proefparingen, gesprekken met genetici en oogonderzoeken volgden. Jaarlijks wordt op de Fokdagen de mogelijkheid geboden om honden op deze en andere oogaandoeningen te testen. Het onderzoek naar de verschillende oogafwijkingen is het ECVO onderzoek. ECVO betekent European College of Veterinary Ophthalmologists. Dit is een erkende Europese organisatie die gespecialiseerd is in oog onderzoek bij dieren. Over oogafwijkingen en hun erfelijkheid gaat de hierna volgende tekst.
Aan de voorkant van het oog bevindt zich het hoornvlies, daardoor valt het licht de oogbol in. Het licht gaat door de voorste oogkamer en komt bij het regenboogvlies (de iris). Centraal in de iris ligt de pupil. In fel licht hoort de pupil klein te worden terwijl bij het aanbod van weinig licht de pupil zich hoort te verwijden. Achter pupil en iris ligt de lens. De lens zorgt dat het binnenvallende licht scherp gesteld wordt op het netvlies, dat aan de achter kant van het oog ligt. Het netvlies tenslotte stuurt het licht via zenuwvezeltjes naar de hersenschors die al de gegevens omzet in een beeld.
PRA
Retina is het Latijnse woord voor netvlies. Het netvlies ligt aan de achterkant van het oog. In het netvlies liggen twee soorten lichtgevoelige cellen, de staafjes en de kegeltjes. De staafjes doen hun werk bij weinig licht, de kegeltjes zijn in werking als er veel licht wordt aangeboden. De staafjes zijn in de meerderheid. De lichtprikkels die beiden ontvangen worden via zenuwvezeltjes naar de “blinde vlek” geleid. Alle zenuwvezels worden daar gebundeld tot de oogzenuw. Via deze zenuw worden signalen naar de hersenschors gezonden die alle ontvangen prikkels omzet in een “beeld”. Is er een afwijking in de aanleg van de staafjes en kegeltjes dan spreekt men van dysplasie. Degenereren de staafjes en kegeltjes in een later stadium dan spreken we van atrofie. Er zijn verschillende vormen van PRA en ook die zijn weer onderverdeeld in verschillende typen. Voor ons is van belang de nachtblindheidsvorm en wel die, met een langzaam intredende blindheid tussen het vijfde en tiende jaar. De staafjes en kegeltjes zijn dus wel normaal aangelegd, maar atrofiëren in een later stadium. Wat gebeurt er nu eigenlijk?
Zoals u zelf in de spiegel kunt zien of zoals u bij iemand anders kunt zien als u die persoon diep in de ogen kijkt, verwijden of vernauwen de pupillen zich afhankelijk van de hoeveelheid licht die op dat moment wordt aangeboden. Bij PRA blijven de pupillen wijd openstaan ook als er een grote hoeveelheid licht wordt aangeboden. Het licht wordt niet meer geabsorbeerd. Dat heeft tot gevolg dat al het licht op de laag (de reflectorlaag) achter het netvlies valt en wordt teruggekaatst. Daarom lichten de ogen veel sterker op. Er is geen therapie bekend om het degeneratieproces te stoppen. PRA is erfelijk. Het wordt autosomaal (d.w.z. zowel langs vrouwelijke als langs mannelijke lijn) enkelvoudig recessief overgeërfd. Dat wil zeggen dat beide ouderdieren van een lijder, ook lijder en drager of beide drager moeten zijn. Helaas is het nog niet mogelijk om onze honden te onderzoeken op dragerschap. Dus alleen als er een PRA lijder geconstateerd wordt kan men er vanuit gaan dat de ouderdieren, als zij zelf niet blind zijn, drager van het verkeerde gen zijn. Van halfbroer en zussen met dus één ander ouderdier kun je alleen maar gissen of ze drager van het verkeerde gen zijn. Het PRA onderzoek moet eigenlijk bij alle honden ieder jaar gebeuren.
ECTROPION EN ENTROPION
De oogbollen worden beschermd door het erom heen liggende weefsel. De randen van de boven-en onderoogleden moeten goed aansluiten aan de oogbol. Bij het geopende oog mag het oogwit dan ook niet of nauwelijks zichtbaar zijn. De randen van de oogleden behoren onbehaard te zijn. Honden hebben dus geen wimpers! Op het buitendeel van de bovenooglidrand zitten wel haren maar die zijn buiten de rand geïmplanteerd.
Bij Entropion krult een gedeelte of het hele onderste ooglid naar binnen. De haren buiten op het ooglid kunnen dan de oogbol irriteren. Door het steeds bewegen van die haren over het hoornvlies kan beschadiging van het hoornvlies optreden, dit kan in het uiterste geval en slechts bij hoge uitzondering tot blindheid lijden. Door middel van een operatie is Entropion te verhelpen. Men voert de operatie het liefst uit bij een hond die al volledig is uitgegroeid, maar als het de buitenste deel van de ooglidrand geheel tegen de oogbol ligt moet er wel vroeg ingegrepen worden, zelfs bij pups. De prognose is gunstig. Entropion is erfelijk. Het vererft polygeen, dat betekent meervoudig. Er zijn meerdere factoren nodig, om de ziekte door te geven. Lijders aan deze aandoening moeten van de fok worden uitgesloten.
Van Ectropion spreken we als de onderste ooglidrand naar buiten is gekruld, zodat men tegen het bindvlies aankijkt. Bij sommige rassen zijn te ruime oogleden min of meer “gewenst. Het bindvlies kan gaan ontsteken, wat aanleiding geeft tot extra traanvloed, slijm of zelfs pus productie. Ook hier kan een operatie een oplossing zijn. Ectropion wordt ook polygeen overerfd. Lijders moeten van de fok worden uitgesloten. De afwijking lijkt tot nu toe bij de Drent geen problemen te geven.
MPP
Membrana Pupillaris Persistens is een vrij zelden voorkomende aangeboren oogafwijking. Door een storing in de ontwikkeling van de foet, blijven er restjes achter van het embryonale lensvaatnetje, dat tijdens de dracht de lens van voedingsstoffen voorziet. MPP kan in diverse verschijningsvormen voorkomen. Behandelen is meestal niet nodig en vaak ook niet goed mogelijk. Bij een aantal rassen is de afwijking erfelijk bepaald. Honden met de erfelijke vorm van MPP kunnen beter uitgesloten worden van de fok.
CATARACT
Een bekend begrip in de oogheelkunde is staar, soms ook grauwe staar genoemd. De medische term ervoor is cataract. Achter pupil en iris (regenboogvlies) bevindt zich de lens, waarmee het binnenkomende beeld wordt scherpgesteld op het netvlies. De lens behoort daartoe helder te zijn. De normale lens kent echter wel een verouderingsproces, waardoor de hondenlens vanaf circa 6-jarige leeftijd in het centrale deel een grauwe waas (sclerose) gaat vertonen. Dit is normaal en veroorzaakt géén blindheid. Een abnormale troebeling van de lens en/of de lenskapsel wordt cataract of grauwe staar genoemd.
Cataracten kunnen aangeboren (congenitaal) of verkregen zijn.
De belangrijkste groep van de verkregen cataracten is die van de erfelijke vormen.
Een bepaalde vorm kan al aanwezig zijn vanaf de geboorte, we spreken dan van eencongenitaal (aangeboren) cataract. In principe is deze zichtbaar vanaf het moment dat de oogjes open gaan. In de praktijk wordt het vaak pas vastgesteld rond de leeftijd van 6-8 weken of later.
Als cataract optreedt tussen het eerste en achtste levensjaar, dan spreken we van cataract niet congenitaal. In de lens zijn troebelingen aanwezig, dat kunnen kleine troebele plekjes zijn die lange tijd stabiel zijn en niet of nauwelijks een vermindering van het gezichtsvermogen geven. Maar ze kunnen ook in ernstige mate voorkomen en/of uitbreiden en daarbij blindheid van het aangetaste oog veroorzaken. Cataract kan aan één oog voorkomen, of beiderzijds. Het onderscheid met het normale verouderingsproces van de lens (de bekende blauwe waas bij oudere honden) is meestal goed te maken.