Welkom,

Opvoeding en verzorging
Opvoeding en verzorging
  1. Home
  2. De Drent
  3. De hond
  4. Opvoeding en verzorging

Het opvoeden van een Drenten-pup is ontzettend belangrijk. Wanneer dit in beginsel goed en consequent gebeurt, heeft u, uw omgeving en uw Drent daar de rest van zijn/haar leven veel plezier van.

Zo'n kleine pup is natuurlijk ontzettend vertederend en kan in uw ogen nog weinig fout doen. Als de pup bij het wandelen aan het lijntje trekt om weer snel naar huis te gaan dan zegt u: "Kijk eens wat goed, hij weet al waar hij woont!". Maar als hij later groot is en voortdurend aan de lijn loopt te trekken, zult u het waarschijnlijk iets minder goed vinden. Ook wanneer de pup begint te blaffen naar bijvoorbeeld de postbode lijkt dat in eerste instantie nog heel grappig. Maar als hij straks groot is en voortdurend naar iedereen loopt te blaffen, zult u hier waarschijnlijk minder enthousiast over zijn.

Het is belangrijk om vooraf na te denken over wat u verlangt van uw Drent. Maak afspraken met het hele gezin en spreek af wat wel en niet mag. Op deze manier raakt de pup niet verward en krijgt de pup geen tegenstrijdige commando's. Ga hier mee aan de slag zodra u de pup in huis krijgt, let wel, op een positieve manier.

Belonen

Een pup voed je op door hem telkens te belonen voor goed gedrag. Een beloning kan van alles zijn, een brokje of hondenkoekje, maar een aai, knuffel of spel kan net zo goed een beloning zijn. Zorg ervoor dat er tussen het uitvoeren van het goede gedrag en de beloning niet te veel tijd zit. Doet de hond iets goed direct belonen!

Wanneer een hond beloond wordt voor goed gedrag, voor gedrag dat hem iets positiefs oplevert dan zal hij dat gedrag herhalen.

Ongewenst gedrag

In enkele gevallen kan het efficiënt zijn om ongewenst gedrag te negeren. Negeren is eigenlijk alleen zinvol als het gedrag van de hond bedoeld is om aandacht te krijgen, of als het gedrag ook echt volledig genegeerd kan worden. Beter is het ongewenst gedrag te voorkomen. Als het het gedrag al bestaat dan het gedrag af leren door ander gedrag aan te leren.

Opspringen tegen mensen en trekken aan de lijn

Als je pup tegen je opspringt geef je hem vaak een aai of knuffel, je geeft de pup aandacht, je beloont hem onbewust voor het opspringen. Hij leert zo dat opspringen iets prettigs oplevert en blijft dit gedrag herhalen. Het is dus beter om dit (ongewenste) gedrag te voorkomen door de pup alleen aandacht te geven als hij op 4 pootjs staat.

Vaak wil de pup als hij net bij u is, nog helemaal niet mee naar buiten. U kunt hem in het begin optillen en op de arm mee naar buiten nemen en hem terug naar huis laten lopen. Ook al wil de pup snel terug naar huis, laat hem niet trekkend aan de lijn naar huis lopen. Als de pup aan de lijn trekt, blijft u stilstaan.Wees daar consequent in! Zodra de spanning van de lijn is loopt u weer verder. Als variant kunt u ook naar achteren lopen. Pas als hij weer met een losse lijn naast u loopt, wandelt u verder. Behalve dat u de pup leert dat trekken niets oplevert, is het belangrijk dat u hem ook leert dat trekken niets oplevert. Beloon de pup daarom als hij spontaan naast u loopt en zorg dat die plek de leukste plek is om te lopen! (naast de baas lopen is niet hetzelfde  als onder appèl volgen!)

benchDe bench is een belangrijk hulpmiddel bij de opvoeding van uw Drent. De bench moet een veilige en prettige plaats voor de pup zijn.

Een voor een Drent geschikte bench meet ongeveer: 100x70x80 cm. Als de pup nog klein is, kunt u de bench eventueel verkleinen door een schot te plaatsen.

De eerste nachten

Voor een pup kunnen de eerste nachten helemaal alleen op een voor hem vreemde plek beangstigend zijn. Om de pup zich veilig te laten voelen kan de bench de eerste week in de slaapkamer gezet worden of u kunt ervoor kiezen zelf beneden bij de pup te gaan slapen. Zo bent u er voor de pup als hij waker wordt en kunt u hem gerust stellen.

Benchtraining

Zet de bench in de woonkamer en laat de pup kennis maken met zijn omgeving. Nadat de pup een tijdje heeft gespeeld, gegeten en zijn behoeftes heeft gedaan, is hij zo moe dat hij zal gaan slapen. Probeer de pup zelf de bench in te laten lopen door er wat lekkers in te leggen. Laat het deurtje in het begin nog open. Zo zal de bench voor de pup als positief ervaren worden. Door hem in de bench eten te geven kunt u dit proces versnellen.

Na verloop van tijd kunt u het deurtje van de bench voorzichtig sluiten. Mocht de pup even beginnen te piepen, schenk daar dan geen aandacht aan. Waarschijnlijk zal hij vanzelf gaan slapen. Wanneer hij na zijn dutje wakker wordt, laat hem dan, voordat hij begint te blaffen, uit de bench. Mocht u net te laat zijn, wacht dan even tot de pup stil is.

Wanneer de pup eenmaal vertrouwd is met de bench kunt u de tijd dat de pup in de bench zit langzaam opbouwen. Denk er echter ook aan dat de pup nog niet zindelijk is en zijn plas nog niet zo lang kan ophouden.

Als er kinderen in het gezin zijn, zorg er dan voor dat deze niet in de bench kruipen of de hond in de bench storen. Als de hond in de bench ligt mag sowieso niemand de hond storen. Het is en blijft de veilige plek en rustplaats van de hond.

Omdat de blaas en de sluitspier van een pup van 8 weken nog niet volledig ontwikkeld zijn kunnen ze hun plas nog niet zo lang ophouden. Als ze moeten plassen, dan moeten ze ook direct plassen. Daarom is het zeker de eerste maanden belangrijk om de pup meerdere malen per dag (zeker na het eten, slapen en spelen) mee naar buiten te nemen naar de plek waar u wilt dat hij zijn behoefte gaat doen. Zoek een rustige plek niet te ver van huis en zonder teveel afleiding, anders vergeet de pup te plassen! Zet de pup daar neer en wacht tot de pup zijn behoefte heeft gedaan. Als de pup geplast of gepoept heeft, dan beloont u hem. Het is ook makkelijk om een cue te geven aan het plassen, zeg dan elke keer als de pup bijna klaar is met plassen of poepen: "plasje doen". Dit kan in de toekomst erg makkelijk zijn.

Straf de pup nooit achteraf als er een "ongelukje is gebeurd!!

Nooit de neus van de pup door de urine halen!!

Nog meer tips...

  • Leer de signalen die de pup geeft als hij moet plassen
  • Wanneer er visite komt de pup van te voren even naar buiten doen
  • Geef een jonge pup het liefst ieder half uur de gelegenheid om te poepen/plassen.
  • Haal de eeerste maanden 's nachts het water weg (behalve op warme zomerdagen).

Plassen van opwinding

Ook kan de pup een plasje doen van blijdschap of opwinding als hij een bekend persoon ziet of een andere hond. Naarmate de hond ouder wordt zal dit probleem meestal vanzelf over gaan. In de tussentijd is het belangrijk deze opwindingsplasjes niet te bestraffen! Het opgewonden gedrag bij thuiskomst kunt u voor een deel negeren en ombuigen naar ander gedrag. Als de hond weer wat rustiger is kunt u hem alsnog aanhalen.

En verder...

Blijft uw pup toch in huis plassen en heeft u het idee dat er iets niet klopt dan kan het ook nog zo zijn dat er een medisch probleem is. Zo komt het wel eens voor dat een pupje blaasontsteking heeft. Raadpleeg in zo'n geval de dierenarts.

Primaire socialisatiefase: van 3 -12 weken

Dit is de belangrijkste periode in de opvoeding van uw Drent. De eerste 5 weken van deze periode verblijven de pups bij de fokker. Door het contact met nestgenoten leert de pup de hondentaal, de bijtrem, het spel en andere sociale vaardigheden.Daarnaa is het voor u als eigenaar van belang om deze periode zo goed mogelijk te benutten. U moet de pup op een positieve manier met zoveel mogelijk zaken kennis laten maken (socialisatie en habituatie), veel ervaringen laten opdoen en veel laten beleven. De pup zal moeten leren omgaan met de drukke, menselijke maatschappij. Met verkeer, met mensenmassa’s en met maatschappelijk aanvaardbaar gedrag. Maar pas op: het aanbieden van al die nieuwe indrukken mag niet overweldigend gedaan worden, maar met beleid. Overdosering is nooit goed!

Naast de socialisatie is de habituatie van heel groot belang voor opgroeiende pups. Habituatie betekent gewenning en gebeurt met levenloze dingen en levende wezens. Habituatie is dus iets heel anders dan de hier bovenstaande socialisatie, die alleen tussen levende wezens mogelijk is. Tijdens habituatie leren we de pup dat er dingen, geluiden en mensen bestaan, maar dat ze er niets mee hoeven. Om een voorbeeld te geven: kinderen op het schoolplein bestaan, maar je hoeft er verder niets mee te doen. Je kunt er dus gewoon voorbij lopen. Door tijdens habituatie zoveel mogelijk prikkels aan te bieden (wel gedoseerd) leert de hond dat die prikkels normaal zijn en zijn er later weinig problemen te verwachten bij onverwachte nieuwe situaties. Bij voorkeur zijn de prikkels of gebeurtenissen ervaringen die horen bij het leven van de huishond. Woon je in Friesland op een boerderij en zal de hond nooit met de trein reizen, dan is het natuurlijk niet nodig om te habitueren in de trein.

Bovendien maakt de pup vooral in deze periode steeds nieuwe hersenverbindingen. Alles wat hij meemaakt kan meehelpen bij zijn verdere ontwikkeling. Als hij in aanraking komt met veel variatie in zijn omgeving, kan dat er in zijn latere leven voor zorgen dat hij zich beter kan handhaven. Denk hierbij ook aan verschillen in ondergrond: hard en zacht bijvoorbeeld, of krakend en glad. Ook warmte, kou, droog en nat zijn zaken die kunnen helpen bij de ontwikkeling, net als verschillende structuren van speelgoed en andere dingen in de omgeving van het nest. Kortom, alles wat de pup in deze periode leert, ervaart en meemaakt, zal hij in zijn latere leven als normaal beschouwen.

Tweede socialisatie-, of angstfase: van 12 weken - 6 maanden

De naam van deze fase zegt het al: de pup laat langzaam de emotie angst zien. Deze ontwikkeling begint al voorzichtig rond de 5e week. Nieuwsgierigheid en onbevangenheid nemen af en de natuurlijke neiging tot vluchten neemt toe. De pup herstelt ook minder snel na schrik.

Deze fase is kritisch: maakt de pup in deze fase iets heel vervelends mee, of schrikt hij heel erg, dan zou deze gebeurtenis zo traumatisch kunnen zijn, dat die ervaring nooit meer vervaagt. Behoed de pup in deze fase daarom voor beangstigende ervaringen en dwing hem niet in situaties die hij niet wil.

Gun de pup tijd om zelf de stap te zetten naar het “gevaar”. Vindt de pup iets spannend, of is hij bang? Neem hem dan op de arm (liefst vóór hij bang is) of ga naast hem zitten. Geef hem steun en stel hem gerust.

Vroeger werd gezegd dat je een bange pup moest negeren, maar dat klopt niet. Angst kun je niet belonen! Als je als eigenaar voelt dat de pup weer ontspannen is en weer zelf wil gaan verkennen, zet hem dan weer op de grond. Blijft de pup bang? Neem de oorzaak van de angst weg. Als dat niet kan, vergroot dan de afstand tussen het beangstigende en de pup. Geef de pup vooral de tijd! Langzaam kan je de afstand verkleinen, zolang de pup geen angst laat zien. Door deze methode leert de pup dat hij geen agressie hoeft in te zetten om het gevaar weg te krijgen en dat het de eigenaar is die het probleem oplost.

Ook in deze fase moet er doorgegaan worden met socialisatie en habituatie, want anders kan er alsnog desocialisatie optreden. In het begin van deze fase gaat het gebit wisselen. Daardoor kan het gedrag tijdelijk negatief beïnvloed worden. De pup zal dan veel gaan knagen, omdat dat helpt door deze periode heen te komen. Aan de eigenaar de taak om te zorgen dat er voldoende te knagen valt, om zo te voorkomen dat de pup gaat bijten in meubilair, deurposten, traptreden, schoenen en noem maar op. Niet alleen is knagen voor de pup een prettig gevoel, maar op deze manier wordt de tastzin ook verder ontwikkeld. Het tanden wisselen vraagt veel energie van de pup. Gedurende deze periode zal de pup dan ook minder kunnen opnemen. Soms lijkt het zelfs alsof hij wat onder de leden heeft.

Puberteit: van 6 tot ongeveer 14 maanden

De hormonen beginnen op te spelen. Veel teven worden in deze fase (of aan het eind van de voorgaande fase) voor het eerst loops. Reuen raken geïnteresseerd in de luchtjes van andere honden en ze krijgen belangstelling voor loopse teven. Bij het urineren gaan ze hun poot optillen (markeergedrag). Dit komt ook bij teven voor.

Om de puberteit goed door te komen dient de eigenaar de hond grenzen te geven. Zo voorkomt hij dat de hond gedrag gaat vertonen dat voor ons ongewenst is. Geduld, begrip en consequent leiderschap zijn nu van belang. Leer de hond weinig nieuwe dingen. Ze zijn druk bezig met volwassen worden, en zijn er met hun hoofd door de hormonen niet bij. Heb daar begrip voor. Blijf de bekende oefeningen herhalen en blijf bezig met het versterken van de band tussen hond en eigenaar.

Lichamelijk gezien is de puber nu een slungel. Hij moet nog uitzwaren. Bij de Drent zal het nog tot een leeftijd van ongeveer drie en soms zelfs vier jaar duren eer de hond volledig is uitgegroeid, zowel lichamelijk als geestelijk

Wanneer mag een pup het nest uit?

Dit is de titel van een interview in nummer 1 van 2019 van 'Onze Drent' met onderzoekers van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.
De onderzoekers, Lisa Dietz (Afdeling Pathobiologie), Anne-Marie K. Arnold, Vivian C. Goerlich-Jansson en Claudia M. Vinke (Vakgroep Dieren in Wetenschappen & Samenleving), hebben in 2018 onderzoek gedaan naar de relatie tussen vroege levenservaringen en gedragsstoornissen van een hond. De titel van dit onderzoek is
'Het belang van vroege levenservaringen voor de ontwikkeling van gedragsstoornissen bij als huisdier gehouden hond'
Voor meer info over dit onderzoek klik hier.

De botten van een jonge pup bestaan nog voor een groot deel uit kraakbeen. Tijdens de ontwikkeling kan er van alles misgaan: verkeerde belasting of  overbelasting kan de oorzaak zijn van gewrichtsprobemen. Zorg daaarom voor gelijkmatige en goed gedoseerde lichaamsbeweging. Daarnaast kan ook verkeerde voeding en te snel groeien problemen geven.

Wandelen

De tijdsduur van een wandeling is moeilijk aan te geven. Als richtlijn geldt voor een pup van 2 t/m 8 maanden: meerdere keren per dag uitlaten. De tijdsduur per uitlaatbeurt mag 5-10 minuten per wandeling per maand leeftijd zijn. Een pup van 3 maanden mag volgens deze richtlijn 15 tot 30 minuten per wandeling lopen. De pup mag uiteraard niet afgemat worden. Als de pup aangeeft vermoeid te zijn dan moeten de wandelingen verkort worden. Stevig wandelen op wisselend terrein en wat draven is geen probleem. De pup mag ook best een stukje galopperen, maar mag daarbij niet geprikkeld worden om tot het uiterste te gaan wat betreft afstand of snelheid.

Stoeien

Stoeien is een zware belasting en gaat er vaak wild aan toe. Als pups met elkaar stoeien zorg dan dat ze van gelijke grootte en gewicht zijn. Voor de sociale ontwikkeling is het beter om de pup met een rustige volwassen hond te laten spelen, dit voorkomt blessures en het spel zal eerder spel blijven.

Hoe leuk het ook is om te doen: ballen gooien met pups is uit den boze. Leer de pup liever een bal te zoeken in bijvoorbeeld hoog gras en gooi de bal hooguit een paar meter weg. Dat haalt de vaart eruit en voorkomt plotseling remmen.

Laat de pup niet met stokken spelen, het risico op verwonding aan de keel is groot!

Springen en traplopen

Traplopen en overmatig springen bij voorkeur voorkomen. Vooral traplopen naar beneden en uit de auto springen is een zware belasting voor de voorhand van de hond. Maar hij moet het traplopen wel leren. Doe dit rustig en aangelijnd op een trap die niet glad is, brede en niet te hoge treden heeft en ondersteun bij het naar beneden lopen de voorborst van de hond.

Mee aan de fiets

Vanaf de leeftijd van 9 maanden kunt u beginnen de hond mee te nemen aan de fiets. U kunt beginnen met het netjes meewandelen naast de fiets, waarbij u zelf ook wandelt met de fiets aan de hand. Daarna begint u met kleine stukjes fietsen en deze kunt u dan langzaamaan uitbreiden.

Wagenziekte

Veel dingen die u met de hond onderneemt gaat een autort aan vooraf. Net als bij de mens komt bij de hond ook wel eens wagenziekte voor. De verschijnselen zijn braken, hijgen of onrustig gedrag tijdens het autorijden. Vaak groeien de jonge honden eroverheen op latere leeftijd.

Enkele tips om de rit zo aangenaam mogelijk te houden:

  • Geef de hond voor vertrek een klein beetje voer. Een lege of volle maag geeft eerder aanleiding tot braken dan een beetje gevulde maag.
  • Zorg ervoor dat de hond zich op zijn gemak voelt, oefen met korte ritjes en probeer de hond af te leiden.
  • Koppel de rit aan iets leuks.
  • Zorg voor goede ventilatie en een koele frisse auto

Sommige hondeneigenaren zijn niet echt vertrouwd met het verzorgen van hun hond. Dus het knippen van de nagels, het reinigen van het gebit, de oren bijwerken enz. Om de hond aan de verzorging te laten wennen moet je al vroeg beginnen. Dus als hij pup is. Als het goed is, heeft de fokker het hondje al een paar keer kennis laten maken met het knippen van de nageltjes en het bekijken van de tandjes. Wanneer het hondje bij u thuisgekomen is, moet u hiermee doorgaan. Maar pas wanneer het hondje gewend is aan de nieuwe situatie.

Nagels

Nu zult u zeggen; maar er valt nog niets te knippen! Dat is waar. Bedenk echter dat wanneer je de nagels van de hond knipt, je zijn poten in je handen moet nemen. Vooral bij de voorpoten geeft dat voor de hond een ongemakkelijk gevoel. Immers, met de poten moet hij weg kunnen lopen en als je die in je hand houdt kan hij dat niet meer. Wat ik zelf doe, is de pup er aan laten wennen dat ik zijn voetje in mijn hand kan houden. Niet stevig vastpakken, maar heel losjes en als hij zijn pootje niet terugtrekt krijgt hij een beloning en is hij heel braaf. Hij zal dit snel leren waarderen.
Daarna neem ik een klein nagelknippertje en probeer heel klein stukje van zijn nageltje te knippen. Ook daar wordt hij steeds weer voor beloond. Als snel zal het hondje leren dat het knippen van zijn nagels niet eng is. Zelfs al knip je er bijna niets van af dan nog wordt het een vertrouwde handeling. Wees wel heel voorzichtig met het knippen, want als je 1x in het leven knipt, zal het lang duren voor hij weer vertrouwen krijgt. Vergeet ook de Hubertusklauw of te wel de Wolfsklauw niet. De hond heeft 4 teennagels en aan de binnenkant van zijn voorpoten zit de wolfsklauw. Dit wordt wel eens vergeten, met als gevolg dat de nagel in het vlees kan groeien en operatief verwijderd moet worden.

Tanden

Het bekijken van de tandjes is hetzelfde principe. Wen de hond er aan dat je met je vingers in de bek komt. In het begin doe ik dit elke dag, met de vermelding; “tandjes”. Als hij daaraan gewend is neem ik een vingertandenborstel en begin heel voorzichtig de tandjes te borstelen. Later neem ik een gewone hondentandenborstel met daarop hondentandpasta. Als je met de hond naar keuringen gaat, zal het geen probleem geven wanneer de keurmeester in de bek wil kijken.

Oren

De oren moeten regelmatig bijgewerkt worden zodat onze Drent er niet als een Spaniël uit komt te zien. Om de haren van de hond bij te kunnen werken zijn er verschillende snijmesjes of snijkammetjes in de handel. Je kunt zelf bekijken welke het handigst voor je is. In het begin hoef je niets aan de oortjes te doen, wen hem er echter wel aan dat je er met een kammetje doorheen gaat.

Het kammen of borstelen van je hond is ook een sociale bezigheid en geeft een goede binding.

Ik wen mijn honden er ook aan dat er wel eens een zalfje in de ogen gedaan moet worden. Vooral tijdens de jacht kunnen de ogen van de hond geïrriteerd raken, doordat er zaden of grassprieten ingekomen zijn.

Wen de hond er dus aan dat je hem steeds in handen hebt.

Je bouwt dan een band op met je hond, net als bij de apen die elkaar vlooien. De hond leert het fijn te vinden om veel in handen te zijn en zal je altijd vertrouwen wanneer je iets van hem vraagt.

P.S. Zorg voor kwalitatief goede trimmiddelen. Misschien iets duurder, maar je hoeft ze dan maar 1x aan te schaffen. Zie hieronder

J. Broekman – Dekker
Correspondent

Geschreven door Hanneke Alberts-Oets

Voeding is een belangrijk onderdeel van de verzorging van de hond.  Er zijn verschillende soorten hondenvoer verkrijgbaar: droogvoer, natvoer en diepvriesvoer. Welk type hondenvoer u ook kiest: het is belangrijk dat alle voedingsstoffen aanwezig zijn. Dat noemt men voeding volledig of compleet. Voeg dan ook nooit vitamine of mineralenmengsels toe aan volledig hondenvoer. Wilt u dit toch, vraag dan advies aan een voedingsdeskundige. Goede voeding helpt uw hond gezond te blijven. Welke voedingsvorm u uw hond geeft is afhankelijk van uw persoonlijke voorkeur en financiële middelen.

Droge brokken

Bij droogvoer bestaat apart voer voor elke levensfase van een hond: voor pups, jongvolwassen honden, volwassen honden en oudere/ seniore honden.  Ook is er voer voor bepaalde rassen of specifieke aandoeningen. Laat u voor het laatste adviseren door de dierenarts. Elke voedingsvorm heeft zo zijn voor- en nadelen.

Droge brokken bevatten weinig water (tussen 7 en 10%). Bij droogvoer is de kwaliteit van de grondstoffen bepalend, ook voor de hoeveelheid voer die aan een hond moet worden gegeven.  Bij de ingrediëntenlijst op een zak droog hondenvoer kunt u aflezen wat het hoofdbestanddeel van het voer is: bijv. vlees van gevogelte of lam, of granen.  De ingrediënten worden in volgorde van belangrijkheid vermeld. Dus bij goedkoop hondenvoer zullen granen het belangrijkste bestanddeel zijn; bij de duurdere soorten hondenvoer zal het belangrijkste bestanddeel vlees zijn en in dit voer worden ook dierlijke vetten en eiwitten gebruikt. Krokante brokken zijn het beste voor de tanden van de hond. Kwaliteitsvoeding heeft een hoge verteerbaarheid.

Natvoeding

Natvoeding (blikvoer) wordt door honden als zeer smakelijk ervaren. Aan honden die slecht willen eten, wordt dan ook wel natvoeding bijgevoegd. De natte plakkerige voeding werkt wel de vorming van tandplak en tandsteen in de hand. En als je een hond met natvoeding zou willen voeren, moet wel veel meer worden gegeven dan van droogvoer.

Rauwe voeding

Het geven van rauwe voeding of het zelf bereiden van maaltijden heeft de afgelopen jaren aan populariteit gewonnen bij hondeneigenaren. Commercieel verkrijgbare rauwe voeding noemt men KVV (Kant en Klaar Vers).  Anderen zijn meer voorstander van voeren op basis van BARF (Bones and Raw Food of Biologically Appropriate Raw Food) of op basis van NRV (Natuurlijke Rauwe Voeding). In tegenstelling tot BARF wordt er bij NRV geen groenten, fruit, granen of onnatuurlijke supplementen gebruikt. Bij NRV moet de voeding uit zo groot mogelijke stukken vlees en beenderen bestaan. Voordeel van rauwe voedingen is dat gebitsproblemen voorkomen worden en dat het wat meer met de natuurlijke voedingswijze van de hond overeenkomt. Groot nadeel is dat rauw vlees in de diepvries bewaard moet worden, wat proportioneren wat moeilijk maakt. Ook moet aan rauw vlees vitaminen en mineralen toegevoegd worden om tekorten te voorkomen. Botdeeltjes kunnen een gevaar vormen.

Een algemene raadgeving: voer met uw ogen.

Een Drent is een eenvoudige ‘boeren’hond, die niet elegant is maar kracht uitstraalt. Een dierenarts ziet een hond graag schraal maar hierbij wordt vaak doorgeslagen, zodat we op Fokdagen soms graatmagere honden zien. Soms wordt ook geadviseerd de hond zeer beperkt te laten bewegen, zodat er nauwelijks spierontwikkeling is. Drenten zijn sobere honden die van nature een goed skelet bezitten.  Van skeletafwijkingen zoals Heup- en Elleboogdysplasie is bekend dat voeding minstens zo belangrijk is als de erfelijkheid ervan. Voeding speelt een cruciale rol bij het tot uiting komen van deze aandoeningen indien de hond genetisch belast is. Wat voor voer u kiest: geef een volwassen hond twee maaltijden op een dag. Pups moeten vier maaltijden per dag, jongvolwassenen vanaf zo’n 6 maanden drie maaltijden.

Qua hoeveelheid dat u per dag moet voeren, raadpleeg de verpakking voor een richtlijn en bij verse voeding een voedingsdeskundige. Van kwalitatief hoogwaardig voer hoeft minder gevoerd te worden. Overstappen op een ander merk voer, moet geleidelijk plaatsvinden: zo’n vier dagen mengen met de oude voeding en dan helemaal overgaan op de nieuwe voeding.

Tussendoor kunt u nog snacks geven, maar besef wel dat snacks vaak zorgen voor het te dik worden van uw hond. U doet hem net zo veel plezier (of u beloont hem net zo goed) met een paar van zijn eigen voedingsbrokjes.

Het eten van giftige stoffen is uiteraard niet gezond voor de hond: vermijd o.a. chocolade, druiven en rozijnen die giftig zijn voor de hond.